Hoe het begon
|
Het Gilde werd in het jaar 1398 opgericht, toen Hertogin Johanna van Brabant het gilde het schuttersprivilege verleende. Of dat de juiste datum is, staat niet vast, omdat in een caert wordt gesprokenvan 1598 en Hertog Jan van Brabant.
Het gilde werd opgericht ter ere van het H.Sacrament, maar later werd het geplaatst onder bescherming van de H.Lambertus. Dat is op de koningsschilden goed te zien. Onder de schilden zijn er diverse welke boven de gegraveerde opschriften de afbeelding van een monstrans ter nagedachtenis aan het H.Sacrament dragen.
In latere tijd komen op diverse schilden de monstrans en Sint Lambertus naast elkaar voor. Tegenwoordig wordt gesproken van Gilde Sint Lambertus. |
| |
De inkomsten
|
De inkomsten werden in het verleden hoofdzakelijk genoten van de grond die men bezat. Die grond werd door de gildebroeders zelf bewerkt en de vruchten, zoals rogge en haver, werden dan bij opbod verkocht. Het gilde had ook nog hakhout en grasland. Ook dit werd bij opbod verkocht.
Tot 1700 bracht uitstaand geld ook nog rente op. Tenslotte werden ook nogal wat boetes gegeven, bijvoorbeeld bij te laat komen in de kerk of op de begrafenis van een gildebroeder.
Contributie was er toen nog niet. Wel kende men stiefbier, en dat betekende, dat als er een gildebroeder overleed, de familie een klein bedrag aan geld gaf. Dit was in de 18e en in de eerste helft van de 19e eeuw f1,19 en later is dit 3 a 4 gulden geworden.
In de laatste jaren van de 19e eeuw is dit gebruik verdwenen. De laatste50 jaar wordt er wel contributie betaald. Iedere gildebroeder was vroeger ook verplicht om twee karren mest naar de gildeakker te brengen. Bij niet nakomen van deze verplichting werd mestboete geheven. |
| |
Teren
|
In het verleden werd het gilde uitbesteed onder de kasteleins van het dorp. Voor een kastelein was het een eer om het gilde in huis te hebben. Die uitbesteding heeft geduurd tot zo omstreeks 1850. Er werd wel 2 dagen geteerd, maar als er geen of onvoldoende geld in de kas was werd het ook wel eens overgeslagen.
In de jaren na 1850 teerde men donderdags na Sacramentsdag en s?maandags met de kermis in het begin van october. Als er geteerd werd begon dat gewoonlijk in de namiddag. De gildebroeders in de gildekamer en de vrouwen apart. Voor de vrouwen was er bier met suiker. De kinderen mochten na schooltijd ook komen, aan hen werd dan snoepgoed verkocht. Voor 1 cent kon je toen al wat snoep kopen en bier mochten ze dan ook drinken van de moeders. Er waren wel kinderen die teveel dronken.
De laatste tijd wordt er alleen geteerd op Sint Lambertus dag (17 september). De avond begint dan met een koffietafel en daarna gezellig samenzijn, maar nu niet meer zoals vroeger de mannen en vrouwen apart. |
|
|
| |
De huidige gebruiken
|
De gebruiken zijn ook veranderd. Sacramentsdag wordt nog steeds gevierd. Op Sacramentsdag komen de gildebroeders voor de mis bij elkaar in de gildekamer. Dan is er voor iedere gildebroeder een consumptie en vervolgens gaat de optocht naar de kerk. Na de heilige mis gaat het gilde weer terug naar de gildekamer, waar de vaandrig vroeger de gildegroet moest brengen. Sinds er een vendelgroep is, wordt dat gedaan op het kerkplein. In de jaren dat Sacramentsdag nog op donderdag werd gevierd, werd het Allerheiligste uitgesteld en hielden de gildebroeders de gehele dag aanbidding tot na het lof. Iedere gildebroeder was toen verplicht een uur in de kerk aanwezig te zijn op aanwijzing van de hoofdman. Men mocht zich laten vervangen, maar niet door vrouwen of kinderen die de eerste Communie nog niet hadden gedaan. Ook waren er verplichtingen bij overlijden en begraven van een gildebroeder.
Zo was iedere gildebroeder verplicht bij het horen van het overlijden van een gildebroeder en Onze vader en een Weesgegroet te bidden. De gebruiken zijn nu enigszins veranderd. In het verleden werd de overleden gildebroeder thuis opgebaard. Toen moest het gilde voor de H.Mis bij het sterfhuid een rozenhoedje bidden. Daarna werd de overledene naar de kerk gedragen door vier gildebroeders, die door de overheid werden aangewezen, ieder op zijn beurt, te beginnen met de laatst ingeschrevene. De spies,trom en het vaandel moesten omfloerst zijn. Tegenwoordig stelt het gilde zich aan de kerk op, maar de verplichtingen zijn hetzelfde. Vroeger moest men in zijn beste kleren verschijnen, nu is dat het gilde uniform. |
| |
Gildegrond
|
De grond die het gilde bezit, komt van schenkingen of van aankoop in de 18e en 19e eeuw. Zo is in het jaar 1764 de 'Spekdonk' gekocht van Dirk van de Vleten. De 'Kortbroek' is aangekocht in 1770 en de 'Diepenbeemt' in het jaar 1772. 'Stevenveld' is verworven van Frans Pluims en zijn schoonmoeder in 1932. Tenslotte werd in het jaar 1886 grond aan de Lijenthijs gekocht van Jacoba Hems, de weduwe van Thomas Sanders.
Na de ruilverkaveling is de grond tot één perceel samengevoegd aan de Katerstraat achter de kerk. Daar staan nu de schutsbomen en de schuilhut op. De overige grond wordt verpacht. |
|
|
| |
Gildefeesten
|
In 1947 werd door het gilde de kringdag georganiseerd, in 1949 een vrij gildefeest, in 1972 wederom een Kringdag . In 1977 werd het tiende liefdadigheidsfestijn van de kring georganiseerd. Dit was een zeer bijzondere viering van het tweede lustrum, waaraan vijf ouderverenigingen van geestelijk gehandicapten zeer prettige herinneringen hebben overgehouden. Daarna werd in 1988 een gildefeest georganiseerd en in 1992, samen met Wintelre en Knegsel een gildefeest in het kader van het 700 jarig bestaan van de gemeente Vessem c.a. Tenslotte werd in 1998 ter gelegenheid van het 600 jarig bestaan de Kringgildedag georganiseerd. |
| |
De overheid
|
De overheid bestaat uit de hoofdman, twee dekens en vier ouderlingen. De hoofdman is om de zes jaar aftredend maar wel herkiesbaar. De dekens worden op tourbeurt aangewezen voor 3 jaar, terwijl de ouderlingen zitten zolang ze zelf willen.
De vaandrig, de koning, de voorlaatste koning en de keizer hebben geen stemrecht in de overheid, maar hebben wel een adviserende stem. In verband daarmee zijn ze gerechtigd als toehoorder aanwezig te zijn bij de bestuursvergadering.
Als toehoorder met adviserende stem mag tevens aanwezig zijn een vertegenwoordiger van de schutters, jeu de boulers, vendeliers en tamboers.
Een nieuw lid moet zich schriftelijk melden bij de hoofdman, waarna de overheid beslist of hij kan worden toegelaten, zonder de verplichting om bij afwijzingen de reden daarvan bekend te maken. Een afgewezene mag wel een beroep doen op de algemene vergadering. Een nieuw lid werd vroeger tijdens het teren op donderdag na Sacramentsdag gekroond. De kroon die door de vrouwen van veldbloemen gevlochten was, werd bij de nieuwe leden opgezet. De nieuwelingen moesten dan op hun beurt geld geven, waarvoor dan suiker werd gekocht om in het bier te doen. |
| |
Koning schieten
|
Het koning schieten heeft in het verdere verleden om de 5 jaar plaats gehad, maar in 1961 is door de overheid besloten om het om de drie jaar te doen. Volgens de oude reglementen gebeurde het op maandag met de kermis en die valt op de eerste zondag van oktober.
Zo is het nu nog. Op de dag van het Koning schieten komen de gildebroeders ?s morgens bij elkaar in de gildekamer. Dan wordt eerst de hoofdman opgehaald en daarna de regerend koning, om gezamenlijk de gildemis bij te wonen. Na de heilige mis vertrekt het gilde naar de schutsboom. Daar wordt de koning van zijn schilden en kroon ontdaan. Deze worden aan de schutsboom gehangen ten teken dat er om het koningschap gestreden moet worden.
Als de boom naar beneden is gelaten wordt de vogel erop gezet. Het is gebruik, dat de koning de vogel zelf heeft gemaakt of heeft laten maken. Hij wordt gedragen door de zoon of kleinzoon van de regerende koning of door een andere jongen.
Zodra de vogel op de boom staat wordt er geloot onder de kandidaten. De eerste drie schoten worden gelost door de plaatselijke geestelijken, daarna drie schoten door de burgemeester en tenslotte door de regerende koning. Daarna wordt geschoten door de kandidaten volgend de loting. Is de vogel er af geschoten dan wordt de koning ge?nstalleerd en vervolgens wordt teruggegaan naar de gildekamer. Daar aangekomen neemt de nieuwe koning voor de deur op een versierde stoel plaats. Door de vrouw van de kastelein wordt een glas rode wijn aangeboden. Als tegenprestatie moet de koning een zilveren muntstuk op het dienblad offeren.
In de namiddag wordt de nieuwe koning door alle gildebroeders met de fanfare naar huis gebracht. |
|
|
| |
|